30.1.14

Zandkorrels

Steenrood zand. Voor zover ik keek. Overal zand, zand, zand. Tussen mijn tenen, onder mijn nagels, in mijn hoofd.
Als een enorme zandstorm schuurde het langs vergeten herinneringen en pijnlijke gebeurtenissen. Dat was goed, hield ik mezelf voor en ik strompelde voort.
Brandende zon. Op mijn hoofd. Op mijn schouders. Het verschroeide mijn ingevallen wangen en liet mijn huid vervellen. Het deed pijn, maar ik voelde het eigenlijk niet.
Het enige wat ik voelde was de knagende honger en het zeurderige gesmeek om water. Ik wist zeker dat ik niet kon praten met zo’n droge tong, maar ik hoefde niet te praten.
Tegen wie zou ik moeten spreken? Mijn enige metgezellen waren de miljarden en nog eens miljarden zandkorrels, de stenen en het geringe aantal levende wezens die hier leefden, met wie ik het schaarse voedsel en water moest delen. Het was het Spel van het Overleven: het was delen of gedeeld worden.
De vraag hoe ik hier was gekomen, was door de zandstorm enigszins weggeschuurd uit mijn hoofd. En het antwoord leek wel begraven onder de zee van zandkorrels, om nooit meer gebruikt te worden.
Het kostte veel energie om na te denken. Energie was iets waar geen overvloed van was in mijn lichaam. Voor energie had je een goede maaltijd en veel water nodig. En dat had ik niet. Dat was hier niet.
Ik kon niets anders doen dan voortstrompelen in de kale leegte, zonder te weten waar ik heen ging.


1 opmerking: